VERDWENEN MOLENS
De Verdwenen Molens in Staden
Bronnen
Molenechos - http://www.molenechos.org/verdwenen/molens
Staden- Alidor .Vangheluwe anno 1945
Geschiedenis Brandweer Staden van Paul Billiet geschreven in 1968 in de brochure van de eeuwfeesten in 1968
Staden1914-1918 de frontstreek van Paul Billiet
Hollemans Herman Wilrijk- Eigenaars en schetsen van de verdwenen Molens van Staden
De Belgische Molenaar
Onze Oudste Windmolen-Jozef Cornette
Bijdrage DeStampkotmolen van Piet Delaey
Loomolen-Molen Ampe
Deze molen stond in de Charles Ampestraat en de eigenaar Charles Ampe Molenaar-Olieslager was jaren de Burgemeester van Staden. Hij was geboren in Hooglede op 8 november 1852 te Hooglede en gehuwd met Maria Ludovica Boen tevens geboren in Hooglede op 12 Januari 1851. Charles is overleden te Staden op 15 Februari 1935. Hij werd eigenaar in 1872 van de Graan- en Oliemolen. De data van de familie Ampe staat op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Foto's ter beschikking gesteld door Johan Delbecke-Collectie Donald Vandenbulcke
Ondankmolen - Molen Castelein
Deze molen stond in de Soetestraat nr 9 , was een houten graanmolen opgericht door Alois Castelein rond 1860. In 1915 haalden de Duitsers de molen neer en staken hem in brand. Na de oorlog werd een maalderij opgericht met gasmotor. Op de foto is de persoon in het deurgat Justin Castelein en op de trap de vader Alois Castelein. de familie Castelein is terug te vinden op de stamboom http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Foto ter beschikking gesteld door Guido Pype
Plaatsmolen of Plaatsemolen
De Plaatsmolen stond in het begin van de Kleine Veldstraat 10, achter het huis waar Roger Timperman woonde Hij werd in de 18° eeuw opgericht als een driezolder-staakmolen om graan te malen en olie te slaan. Later maalde hij enkel nog graan. De molen werd beschoten in de nacht van 19 op 20 Oktober 1914 en brandde volledig af. Rond half vier stelde de Burgemeester Renaat Desmedt vanuit zijn landbouwbedrijf op de luikhoek vast dat de wieken van de molen aan het branden waren.
Foto: Collectie Donald Vandenbulcke en Lucien Dumoulin
Vijfwegenmolen
De Vijfwegenmolen was een staakmolen met drie zolders die aanvankelijk was ingericht als koren-en oliemolen, maar later enkel als korenmolen werkte. Hij werd opgericht in d e18° eeuw.
De laatste eigenaar-molenaar was Hednrik Isidoor Degrave, geboren te staden op 26 December 1874 te Staden en er overleden op 1 April 1951 Hij was de grrootvader van Marc Degrave bestuurder van Voeders Degrave te Staden op het Stampkot.
De molen verdween in de oorlog 1914-1918. Zoon Albert Degrave verving hem na de oorlog door een mechanische maalderij met gasmotor.
Meer over deze familie op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Foto: Collectie Donald Vandenbulcke
Stampkot
Wanneer de eerste molen te Staden tot stand kwam isniet kunnen nagegaan worden maar De Stampkot molen is in alle geval de oudsteen was reeds lang in werking als graanmalderij vooraleer op 19 oktober 1643 deRekenkamer van Vlaanderen te Rijsel aan Jacques van Robaeys een oktrooi voorhet oprichten van een graan- olie windmolen op een partij land grootongeveer een gemeten gelegen op het « Hoogbergsken » te Staden voor een rentevan twee hoets koren aan de Prijser en de Spijker van Ieper verkreeg. (9)
Als gevolg van de oorlogsomstandigheden en deinvasie van vijandelijke troepen kon de molen niet voltooid worden en inwerking gesteld. Bijna alle inwoners waren gevlucht naar de steden, de woningenverlaten, in puin en uitgebrand. De eigenaar verkeerde niet in de mogelijkheideen knecht en de rente te betalen. Met een verzoekschrift liet hij de verleendeoktrooi annuleren.
Op zijn verzoek verleende de Rekenkamer op 11augustus 1655 aan Jacques van Robaeys opnieuw een oktrooi voor eenOlie-windmolen, mits een jaarlijkse rente één hoet tarwe aan de Prijser van deSpijker te Ieper, Als waarborg voor de betaling werd molen en grond genomen.Een opmerkelijke moderne voorwaarde werd gesteld : Indien de molen laterafgebroken werd, moest het landschap in zijn vroegere staat hersteld worden (1)
In 1695 werd de jaarlijkse belasting van één hoedtarwe afgekocht en vervangen door een eenmalige betaling van 117 pond. (1)
Jacques van Robaeys verkoopt de hofstede met eenwindmolen, woonhuis, winkel, schuur, koeistal, ovenbuur, pakhuis en «spaenderkot » gelegen aan de « Waelstraete » te Staden aan Joos Delaey, zoonvan Louis 9/02/1702 gelegen ter prochie van Staden west van de kerke onder deHeerlickhede van den hove . (2)
In 1713 sterft Joos De Laey en gaat de molen overaan zijn erfgenamen. Volgens de Staat van goed van Joanna Swaenepoel (3),Echtgenote Joos, is de helft van de molen bij afdeel ten sterfhuise van Jooseigendom van Pieter Delaey, een vierde aan de kinderen en het resteerde vierdeaan Joanna Swaenepoel .
De molen is in 1713 in gebruik door PieterDelaey en Clara Deroo
En na de dood van Joanna Swaenepoel in 1748 kooptPieter Delaey de stampkot molen in. (3)
Beschrijving van de eigendom
Erve commende van de syde van deoverledene by succesie van Joos de Laeij fs Lowijs haeren vader geleghen binnende prochie van Staeden west van de kerke commende eertijds by coope van d’heeren mr Jacques van robaeijs conforme d’erve in daeten van 9 april 1702 te weten1/7 in d’helft van nearschreven partien.
Alvooren d’helft van de Behuysdehofstede, boomgaert ende becleedt met een oliemeulen, ‘t woonhuys wijnckel vanoosten camer van westen met noch een andere camere van westen daeraen metkelder en de onderlatten van noorden de scheure deschvloer met den oosteschenScheurwynckel ende ‘t onderlat van noorden wesende d’oude timmerge,voortsgelyck d’avenant van de Doorenhaeghen ende de westwynkel van descheure, met coystal van westen een spaendercot, van oosten met ovenbeurstaende separant ende packhuys, Baillie, Slagheekens, de fruitboomendaeropstaende liggende als nogh gemene ende onverdeelt met ‘s overledensBroeders ende susters mitsdragers susters Kynderen ende s’overlendensmoeder ‘t samen over d’heft
Voorts Pieter de Laey, aanwien dewederhelft van de meulen huysynghe onder d’hofstede competeert veranckende endesuytsyde paelende oost de Waelstraete, suyt ‘t landt der kynderen Pieter Seys,nogh suyt ende west ‘t landt Joef de weduwe d’heer Pieter-Jacques Reyaertende noort ‘t naervolgende groot alhier over d’helft
II lijnen XXXVII ½ Roen (2)
Na de dood van Clara de Roo in 1750 gaat haar deelvan de molen over naar haar kinderen en Pieter Delaey (4)
De Stampkot molen staat aangeduid op dekabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Graaf de Ferraris 1771-1778(5)
Uit de staat van goed van Isabella Vanneste(+30/12/1763) opgemaakt 28/02/1765 kunnen wij opmaken dat de Stampkot molenvoor de helft eigendom is van Pieter Delaey, en de andere parten aan de broersen de susters, alghemene ende onverdeelt en de in gebruyckt door JoannesBaptistus en Michiel Delaey Groot 5.0.81 roeden (6)
Jan Delaey en consoorten vragen en verkrijgen op 16mei 1768 een oktrooi om in de olie – windmolen staande op het «Hoogbergsken » een graan molen te plaatsen (1)
De molen bleef een oliemolen tot 1768, Op 16 mei1768 vraagt Jan Delaey een nieuw octrooi aan om hem weer in te richten alskoren- oliewindmolen. De aanvraag werd op 20 februari 1768 gericht aan de Raadvan Domeinen en Financiën van keizerin Maria Theresia en het was BaronBonaert uit Ieper die het onderzoek naar de noodzakelijkheid en dewenselijkheid , een soort commodo et incommodo moest leiden.
Eerst moest het bericht afgeroepen worden na devroegmis en na de hoogmis, en werd dit bericht aangeplakt aan de ingangsdeurvan de kerk en ook aan het wetshuis. Daarna hadden de opposanten veertien dagentijd om hun grieven kenbaar te maken.
De grieven kwamen van drie andere molenaars van deparochie Maryn vande Pitte als molenaar van de Loomolen, Pieter de Witte vanden Bergmolen en Joseph Vander Haegen, die enkele jaren ervoor, in 1765, zelfeen okrooi verkregen had om een nieuwe molen op te richten in de KleineVeldstraat. (1)
Aen mijnheer den Baron de Bonaert raedtende ontfanger generael van het geretroceerde landt, ende voorschepen der zaeleen casselrije van Ipre
Op de publicatie ende affiche gedaen vanweghen Joannes de Laey ende
Consoorten inwoonders der prochie vanStaeden verthoonen ende geven te kennen Marijn vande Pitte, Pieter de Witteende Joseph van der Haeghen ;aldaer dat de selve prochie maer groot en isontrent de vijf duysent gemeten ende maer en bestaet in vier hondert en eenigemenagien ofte huysgesinnen ; dat aldaer jegenwoordehlijck sijn vier koren oftegraenmolens genaemt den Staedenbergh-molen, deb Loo-molen, denCaeyaertsbergh-molen ende den gonnen van den voornoemden Joseph van der Haegen; dat ontrent de gemelde prochie immers binnen de distantie van een quarieruurs noch sijn opgerecht vijf andere graenmolens te weten de radtkot-molen, denSleyhaeghe-molen, den Scherminckel-molen, den Volmerbeke molenende denHille molen, ende dat binnen de halve mijle van de selve prochie noch wordengevonden drij gelijcke molens genaemt den Roosebeke-molen, den Haemersveld-molenende Treest-molen, ende datter oversulck geene minste publicquenoodtsaekelickheyt nochte utiliteyt en can wesen om binnen de voorseyde prochievan Staeden tot groot naedeel van de verthoorders noch eenen graenmolen telaeten erigeren, waerom sij vastelijck betrauwen dat uedt gedient sal wesen vanaen den raedt der domeinen ende financen van haere Majesteyt de Keyserinnedouariere ende Koninginne apostolique negativelijck te rescriberen op dat bijhaere Majesteyt niet en worde verleent de permissie aen den voornoemden Joannesde Laey ende sijn consoorten om den vijfden koren windmolen binnen de geseydeprochie van Staeden te maecken, te meer als wanneer uedt daer toe noch salbelieven te considereren dat de verthoonders door multipliciteyt der graenmolensstaende rontom de selve prochie soo weynigh graen te maelen hebben dat sij metgroote moeyte connen opbrengen hunne lasten ende onderhouden hunne familiennaer staet en de conditie, ende dat door de erectie van den gemelden molenaldaer sij waerschijnlijcken teenemael buyten staet souden worden gebracht omtselve te doen, naemeliick om dat den gemelden Joannes de Laey is ontfanger vandepointingen ende settingen der selve prochie van Staeden ende dat aldus veeleinwoonders hun in eeniger manieren souden gedwongen vinden te gaen naer sijnenmolen om door hem niet overvallen te worden bij sommatien ende executien totbetaelinge van de selve pointinen en settingen, ende welcken middel hijsekerlijck soude gebruycken ende werckstelligh maecken om te doen kommen of tetrecken tot sijnen molen veele van ‘s verthoonders kalanten die qualijckconnende betaelen, ofte uytstel wenschende te hebben, de andere molenslichtelick souden verlaeten om door den selven ontfanger gespaert ende nietovervallen te worden soo dat het ter oodtmoedighe correctie niet redelijck ensoude wesen desen vijfden molen binnen de voorgemelde prochie te laetenerigeren te min om dat de verthoonders ter causen van hunne molens moetenbetaelen jaerelijcksche reconnoissancen respectivelijck aen den geseyde haereMajesteyt ende aen den heere der voornoemde prochie, ende waerom het sekerlijckhaere intentie niet en can wesen van het versochte octroya en den selvenJoannes de Laey ende sijne consoorten te accorderen, to soo groot naedeel van deverthooders, naedemael dat om de reden voorschreven het voordeel van depublicque noodtsaeckelickheyt ende utiliteyt dien vijfden graen molen binnen deselve prochie van Staeden geensints en verheescht, ende dat sonder dusdaenighenoodtsaeckelijckheyt ofte utiliteyt de princen niet gewoon en sijn beneficienofte octroyen met soo groot verlies van andere hunne ondersaeten te verleenen.
Ende om te bethoonen aen uedt datterwaerlijck geene de alderminste publicque noodsaeckelijckheyt nochte utiliteytvoor het gemeente en wort gevonden om de constructie ende erectie van eenenvijfden molen binnen de voorseyde prochie te permitteren, vougen deverthoonders hiernevens eene copie aythentique van het advijs ‘t welck de wetder selve prochie over twee jaeren te weten den 27 december 1765 heeft verleentter ordonnantie van mijne edele heeren bailliu ende schepen der zaele endecasselrije van Ipre, alswanneer versocht wiert de permissie ofte octroy omaldaer te erigeren den vierden molen, den welcken, gelijck voorseyt, aldaerjenwoordighlijckwort bevonden, maer voor soo veele de voorseyde haere Majesteytdoor het erigeren van den vijfden molen binnen de gemelde prochie soude connenvermeerderen haere domeynen tsij door het ontfangen van eenige jaerlijckschereconnoissance ter dier causen, ofte andersints, presenteren de verthoondersmidts desen, in cas de selve haere Majesteyt geweerdight hun te doen het faveurvan de versochte permissie tot de erectie van de vijfden graenmolen teontseggen van ‘t haeren proffijtte aen uedt te betaelen ‘t saemen de somme vanses hondert guldens courant eens, ende daer en boven noch eene reconnoissancevan ses guldens bij jear gedeurende den tijdt van thien jaeren, te welckeneffecte sij dese eygenhandigh hebben onderteeckent.
Het advies kwam in de administratieve molentercht,maar die maalde niet zo langzaam. Reeds in mei 1768 werd het octrooigetekend: Jan de Laey kreeg toelating om graan te malen en olie te stampen. Erwerd echter geen rekening gehouden dat de vroegere eigenaar in 1695 dejaarlijkse belasting afkocht, per jaar moest er opnieuw twee hoed koren betaaldworden, zoals in het oorspronkelijk octrooi, en dit vanaf het inwerking stellenvan de molen.Deze jaarlijkse bijdrage moest zoals meestal dubbel betaald wordenhet eerste jaar en ook telkens wanneer de molen van eigenaar veranderde. Ookmoest de molen binnen het jaar in werking treden , zoniet verviel het octrooi.(1)
Copy van het octrooi verkregen op 16 mei 1768 (10)
In ‘t begin van de negentiende eeuw leefde te Staden Davidde Simpel, in 1777 te Oostnieuwkerke geboren als zoon van een kleinelandbouwer. Na enkele maanden schoolgaan, zoals het tendien tijde inbuitengemeenten veelal het gebruik was, moest David in den zomer thuis blijvenen landswerk verrichten. Hij ontwikkelde zich echter door zelfstudie en werdschrijver en dichter. Hij leered zelf Fransch en Latijn en stond in bewonderingvoor het werk van den Franschen schrijver Dulard “La grandeur de Dieu dans lesmerveilles de la nature”. Ten tijde van de Fransche Revolutie moest hij alssoldaat optrekken en werd kanonnier. Doch onder het soldatenuniform zoowel alsonder de kleederen van den boer, blijf dit schrijvershart kloppen en brachthij al zijn vrijen tijd met letteroefeningendoor. Na het overlijden van zijnouders trouwde hij en kwam Olieslager worden naar Staden op het stampkot. Doch– dat gaat zoo bij artisten – “ David hield meer van de verzenmaat dan van hetregelmatig stampen van zijn molen en ging te niet. Niettemin schreef endichtte hij voort en haalde zelfs prijzen en eeremetalen.(8)
M.vande Pitte, Pieter de Witte, Josephvander Haeghe (1)
Barron Bonaert gaf echter toch een gunstig advies om de molen als graanmolen inte richten. Het feit dat de drie opposanten-molenaars er zelf een grote som geldvoor over hadden om het octrooi te beletten – 600 gulden eenmaal en 6 guldenper jaar gedurende tien jaar – nam hij niet eens in overweging. Gemeeneigenbelang, jaloersheid, vijandigheid vanwege de drie om de molen te beletten,waren de woorden die hij gebruikte om zijn ongenoegen te uiten .(8) het was aaneenieder toegelaten om zijn stand en financiële toestand te verbeteren, enniemand met het zelfde beroep kon en mocht dit verhinderen. Omdat de jaarlijksebelasting op de oliemolen reeds in 1695 afgekocht werd, stelde de baron Bonaertvoor allen vier gulden jaarlijks te laten betalen.
Na de dood van Pieter Delaey 18/09/1769komt de molen in handen van zijn kinderen. De molen komt volledig in handen vanMichel Eugenius Delaey.
In ‘t begin van de negentiende eeuwleefde te Staden David de Simpel, in 1777 te Oostnieuwkerke geboren als zoonvan een kleine landbouwer. Na enkele maanden schoolgaan, zoals het tendientijde in buitengemeenten veelal het gebruik was, moest David in den zomer thuisblijven en landswerk verrichten. Hij ontwikkelde zich echter door zelfstudie enwerd schrijver en dichter. Hij leered zelf Fransch en Latijn en stond in bewonderingvoor het werk van den Franschen schrijver Dulard “La grandeur de Dieu dans les merveilles de la nature”. Ten tijde vande Fransche Revolutie moest hij als soldaat optrekken en werd kanonnier. Dochonder het soldatenuniform zoowel al sonder de kleederen van den boer, blijf ditschrijvershart kloppen en bracht hij al zijn vrijen tijd met letteroefeningen door.Na het overlijden van zijn ouders trouwde hij en kwam Olieslager worden naarStaden op het stampkot. Doch - dat gaat zoo bij artisten - “ David hield meervan de verzenmaat dan van het regelmatig stampen van zijn molen en ging teniet. Niettemin schreef en dichtte hij voort en haalde zelfs prijzen eneeremetalen.(8)
Deze molen wordt in 1814 volgens de volkstelling van Staden uitgebaat door ClementMichiel De Laey fs Michiel Eugenius (+11/10/1820) in huwelijk metSusanna Meerseman , het gezin telt acht kinderen en de 22 jarige LouisVerlee is er te werkgesteld als knecht..
De hoeve met woning, tuin, molen, boomgaard, bouw en hooiland met eenoppervlakte van 5ha, 2a 37 ca was in 1834 eigendom van de erfgenamen vanEugenius Michel Delaey
De afstammelingen van Eugenius Michiel Delaey nl
a)Delaey Julie( ° 24.12.1800 - 20.08.1883 ) echtgenote Muylle Jean,Handelaarster te Roeselaere
b)Delaey Caroline Eigenares te Staden (°03.11.1773 - + 19.03.1849) ongehuwd
c)Delaey Charlotte Eigenares te Staden (° 08.04.1803 - + 08.12.1857) ongehuwd
d)Deleghere Charles Louis, notaris te Staden
e)Deleghere Amelie, religieuse te Brugge
f)Druant Marie Therese, handelaarster te Zarren
g)Druant Julie handerlaarster te Zarren
h)Delaey Therese (°1796 - 01.05.1844) echtgenote Seys bakker te Staden
Op 27/:06/1844 Na de dood van Therese Delaey echt Sys wordt haar deel (65/600)verkocht aan de andere medeeigenaers. (Notaris Soenen). Ook het aandeel vanJulie Delaey Echt Muylle wordt verkocht.
Na de dood van Caroline Delaey (Ongehuwd) op 19/03/1849 gaat haar deel(140/600) over naar haar erfgenaam bepaald bij testament nl Charles LouisDeleghere (11)
Na de dood van Charlotte Delaey (Ongehuwd) op 08/12/1857 gaat haar deel(110/600) over naar haar erfgenaam bepaald bij testament nl haar zusterClementia Delaey. (11)
Op 06/08/1862 wordt de eigendom verkocht aan Missy-Decoodt, molenaars teWoumen door notaris Tyteca voor 30.600 franks
Het aandeel van notaris Charles Louis Deleghere was op dat ogenblik 280/600, enontving dus 14.309,34 franks
In 1873 wordt een stoommachine geplaatst.
Op 19/04/1882 erven de kinderen Missy de molen
Na het faissement van Louis Missy wordt door de curator Courble advocaat teIeper de molen verkocht aan De Simpel Capelle landbouwer te Staden doornotaries Tyteca op 02/07/ 1885 nl 4ha 54a en 57 Cts voor de som van 18725Bf. De rest 57aren en 80 centiaren worden verkocht aan Charles de Ceuninck teStaden.
In 1886 wordt de molen volledig afgebroken.
Opzoekingen door Piet Delaey http://www.delaey.net/cruyseboom_molen.html
Meer over de familie Delaey op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Keiaardmolen of Keyaertmolen
De keiaardmolen was een houten korenmolen in de Kleine Veldstraat waar nu het bedrijf Agro Debeuckelaere gevestigd is.
Alhoewel het octrooi reeds op 7 november 1633 werd verleedn, gebeurde de effectieve oprichting pas in 1677. de vrijwel permanente oorlogstoestand was hier niet vreemd aan. De Stadense molenmaker Jacobus Cornelius Decadt vernieuwde de molen in 1766.
Lange tijd was een zekere Tommelier er molenaar, geboren in 1740 on Oostnieuwkerke. In 1834 was Pieter Jacob Dejonckheere (en consoorten) de eigenaar- molenaar. Zijn zoon Amandus Dejonckheere, gehuwd met Rosalia Octivia Bondue, kocht de molen in 1867. Bij zijn overlijden op 18.041891 erfden zijn weduwe en kinderen. Zij verkochten de molen op 10 maart 1892 aan molenaar Cyriel Clement.
De molen geraakte beschadigd op 19 oktober 1914 door de oorlog en werd in 1916 omgetrokken.
Meer over de families Decadt en Dejonckheere op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Foto - Collectie Donald Vandenbulcke - Natuurgetrouwe pentekening van Jules Leroy
Congomolen
De Congomolen was een houten staakmolen op het gehucht de Congo, Langs de Diksmuidestraat.
Afgebroken in 1883
Lindemolen
De Lindemolen was een houten korenmolen op het Lindeken langs de Sint-Jansstraat, de vroegere Roeselarestraat. Gebouwd voor 1830. Een zekere Thomas Josephus Vandamme geboren te Staden 27 februari 1768 was er ook een tijd molenaar.
De laatste molenaar vanaf 1875 Renatus van Robaeys geboren in Staden op 14 mei 1851 en gehuwd met Marie Louise Desimpel. Hij overleed vroegtijdig op 16 december 1882. Dochter Emiliane Van Robaeys, geboren op 28 februari 1850, erfde de molen. Zij liet de molen in 1883 slopen.
Meer over de familie Van Robaeys en Vandamme op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Termotens Molen-Bergmolen
Houten Korenmolen - Op Stadenberg op 1900m van het Kasteel van Staden. Bestond reeds in 1609 en neergehaald in 1885. Voor 1834 eigenaar Frennelet, de weduwe, eigenares te Brugge. Vanaf 27-11-1873 Frennelet Gabriëlle Caroline Isabelle wonende te Brugge. Termotens waren de molenaars.
Louagies Molen of Stadenbergmolen
Deze staakmolen stond op Stadenberg vlak voor de Oude Ieperstraat in de Kasteelstraat. De Stadense landbouwer Leonardus Cappelle geboren te Staden op 4 januari 1809 gehuwd met Barbara Cecilia Cappelle geboren 12 april 1804 bracht hem in 1864 over uit Ieper,waar hij gebruikt werd om snuif te malen. In Staden diende hij enkel om graan te malen. De laatste molenaar was Joannes Louagie geboren in Westrozebeke op 5 januari 1840 gehuwd met Juliana Mathilde Cappelle, schoonzoon van Leonardus Cappelle, vandaar de molennaam.
Joannes Louagie was de broer van Maria Ludovica Louagie gehuwd met Constant Vandenbulcke de overgrootvader van Donald Vandenbulcke.
De molen is vernield tijdens de wereldoorlog 1914-1918
Alles van deze families terug te vinden op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Verlindens Molen
Stenen koren- en oliemolen vernieuwd in 1859 door Jacobus Decadt, molenbouwer te Staden genaamd "Coben Katjes" geboren op 23 augustus 1828 te Staden. Jacobus Decadt is de overgrootvader van René Decadt uit de Kleine Veldstraat.
Charles ( Carolus Ludovicus) Decadtn broer van Jacobus was de eerste Kapitein-Bevelhebber van de Brandweer van Staden, geboren op 3 maart 1820, zoon van Pieter Jacobus en Celesta Vroman.
De keuze van het Gemeentebestuur viel op Charles Decadt omdat hij afstamde uit een molenmakersfamilie die bekend stond om hun roekeloosheid.
De molen stond op de wijk"De Roker" en werd gesloopt in 1900. De Molenwalstraat dankt haar naam aan deze molen.
Stamboom familie Decadt is terug te vinden op http://www.vandenbulcke-stamboom.be
Sprietmolen-Westrozebeke
De Sprietmolen werd rond 1830 gebouwd aan de Spriet, een gehucht waar in het Ancien Regime een galg of spriet stond voor de zware misdadigers. Het was een staakmolen op een vrij hoog torenkot. In deze kegelvormige stenen onderbouw werd olie geslagen, terwijl in de houten bovenbouw graan werd gemalen. De Sprietmolen wordt aangestipt op de kaart Vandermaelen uit ca 1850. In 1914 werd de molen bij een doortocht van de Duitsers vernield.
Tiendenbergmolen-Westrozebeke
De Thiendenberg was de plaats waar tot de franse omwenteling de zogenaamde "tienden" of belastingen in natura, graanschoven of bonen bijeengebracht werden.
De Lendemolen-Westrozebeke
De zeugebergmolen-Westrozebeke
De Ouden Molen-Westrozebeke
Cobbaertmolen-Westrozebeke
De Plaatsmolen-Westrozebeke
De Waterveldmolen-Westrozebeke
Bergmolen-Westrozebeke
De Ondankmolen-Oostnieuwkerke
De Ondankmolen was een houten korenwindmolen aan de Ondankstraat die in 1902 werd gesloopt. In de plaats kwam een mechanische maalderij aan de overzijde van de molenhoeve. Deze hoeve bestaat uit losse, lage bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken gegroepeerd rondom een thans geasfalteerd erf. De woning, een dubbelhuis van vijf traveeën, werd in de jaren 1920 wederopgebouwd. Zowel de boerderij als de maalderij zijn opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.
De maalderij werd aanvankelijk aangedreven met een armgasmotor. In de eerste wereldoorlog werd hij beschadigd door granaatinslagen en werd in opdracht van de Duitsers het gietijzer verwijderd. De maalderij is een verankerd bakstenen gebouw van vier traveeën en anderhalve bouwlaag onder een pannen zadeldak met een vijfde travee onder plat dak.De oorspronkelijk getoogde muuropeningen, op de begane grond werden in de jaren 1950 gewijzigd en voorzien van betonnen lateien en dito indeling. In de halve verdieping zijn er blinde vensters. In de derde travee is een poort onder strek en laadvenster onder uitkragend zadeldak. Links aanpalend, roodbakstenen gebouw uit de jaren 1950 met één à twee bouwlagen onder zadel- (golfplaten) en plat dak. Deze maalderij is niet meer in gebruik. Het interieur bestaat uit houten balklagen op ijzeren I-profielen, ondersteund door dito kolommen. Van de inrichting bleven o.m. bewaard: aandrijvingsassen, lui, haverpletter en hamermolen.
Basijnsmolen - Oostnieuwkerke
De Basijnsmolen werd in 1825 als houten Korenmolen gebouwd in opdracht van brouwer J.Basijn, die zich ca 1809 te Oostnieuwkerke vestigde en er burgemeester was in 1830-1836.
Deze staakmolen werd in 1869 vervangen door een kleine , op een hoge bakstenen rompvormige voet met stelling. In 1896 definitieve sloop van de molen, nadat in 1892 met brouwerijdomein verkocht en verkaveld werd.
De voormalige brouwerswoning uit de tweede kwart van de 19de eeuw (een dubbelhuis van zeven traveeën en anderhalve bouwlaag) en het achtergelegen laag koetshuis bleven bewaard en zijn opgenom in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.